Begrippenlijst
A
aandrijfkracht : Kracht waardoor een voorwerp/voertuig vooruitgaat.
aardas : Lijn door het midden van de aarde van de noordpool naar de zuidpool.
aardedraad : Groengele draad die de metalen buitenkant van een apparaat verbindt met de aardrail in de meterkast.
aardlekschakelaar : Voorziening die de stroomsterkte aan het begin vergelijkt met de stroomsterkte aan het einde van de stroomkring. Als het verschil groter wordt dan 30 mA, dan schakelt de aardlekschakelaar de stroom uit. Er kan dan geen stroom meer ‘weglekken’.
absorberen (licht) : Als een voorwerp kleuren opneemt.
absorberen (geluid) : Dempen van de trillingen van een geluid, zodat het geluid snel zwakker wordt.
absolute druk : De echte druk in een afgesloten ruimte. Optelsom van de luchtdruk en de overdruk.
accommoderen : Platter en boller maken van de ooglens.
activiteit (A) : Aantal kernen dat in één seconde vervalt. (Becquerel)
actuator : Schakelonderdeel dat iets doet wat nuttig of prettig is voor de gebruiker van de schakeling.
adapter : Apparaat dat de netspanning omzet in een lagere spanning. Vaak bevat een adapter ook een gelijkrichter.
afschermingsmateriaal : Materiaal dat ioniserende straling (met name gammastraling) absorbeert.
afvalwarmte : Warmte die overblijft bij de opwekking van elektrische energie (of een ander industrieel proces) en wordt afgevoerd met het koelwater.
alfastraling : Een van de drie soorten ioniserende straling die door radioactieve stoffen wordt uitgezonden. Alfastraling heeft een zeer klein doordringend vermogen.
A-filter : Filter op een decibelmeter dat de meter minder gevoelig maakt voor lage en erg hoge tonen; zo kun je beter meten hoe mensen de hoeveelheid geluid ervaren. niet ver in stoffen doordringen.
airbag : Opblaasbaar kussen dat bij een botsing snel wordt opgeblazen.
ampère : Eenheid van stroomsterkte.
ampèremeter : Ander woord voor stroommeter. Apparaat om de stroomsterkte te meten.
amplitude : Grootste uitwijking van een trilling. Als een elektrisch signaal (een wisselspanning) heen en weer golft tussen 2,5 mV en −2,5 mV, zeg je dat de amplitude van het signaal 2,5 mV is.
anker : Beweegbaar ijzeren onderdeel van een relais.
arbeid : Grootheid die de prestaties van een mens, een (trek)dier of een machine meetbaar maakt: de arbeid is de uitgeoefende trek- of hijskracht keer de afgelegde afstand (Nm of J).
arm : (Loodrechte) afstand tussen de werklijn van een kracht en het draaipunt van een hefboom.
audiogram: Grafiek waarin je kunt zien hoe goed je oor iedere frequentie hoort, vergeleken met een normaal gehoor.
atomen : Bouwstenen waaruit moleculen zijn opgebouwd.
atmosfeer : Laag gassen rond een planeet.
atoom : Bouwsteen van een molecuul.
atoomnummer : Getal dat aangeeft hoe groot het aantal protonen is in de atoomkern van een element. Elk element heeft een eigen atoomnummer.
automatische schakeling : Schakeling die zelfstandig een bepaalde taak uitvoert.
B
baan : Weg die een hemellichaam volgt rond de zon.
barometer : Instrument om de luchtdruk te meten.
basis : Aansluitpunt van een transistor; via dit aansluitpunt loopt de ‘schakelstroom’ de transistor in.
becquerel (Bq) : Aantal atoomkernen dat per seconde vervalt in ioniserende straling.
beeldafstand : Afstand tussen lens en beeld.
beginstof : De stof aan het begin van de reactie.
bètastraling : Een van de drie soorten ioniserende straling die door radioactieve stoffen wordt uitgezonden. Bètastraling kan dieper in stoffen doordringen dan alfastraling, maar veel minder ver dan gammastraling.
bewegingsenergie : Energie die bewegende dingen hebben als gevolg van het feit dat ze bewegen.
bimetaal : Twee strips van verschillende metalen die stevig aan elkaar zijn verbonden.
brandglas : Een brandglas is een positieve lens waarmee je zonlicht in één punt kunt concentreren. Zo kun je met een vergrootglas, een krant en felle zonnestralen de krant in brand steken. Het vergrootglas werkt dan als een brandglas.
breekcontact : Contactpunt in een relais; als de elektromagneet is uitgeschakeld, kan er stroom via het breekcontact lopen.
C
capaciteit :Eigenschap van een stroombron, waarmee je de gebruikstijd kunt berekenen als de stroomsterkte bekend is.
collector : Aansluitpunt van een transistor; via dit aansluitpunt loopt de stroom van het apparaat (de ‘apparaatstroom’) dat door de transistor wordt aan- en uitgezet.
condensator : Schakelonderdeel waarin snel een kleine hoeveelheid elektrische energie kan worden opgeslagen.
conus : Dun cirkelvormig vel waarmee een luidspreker de omringende lucht in trilling brengt.
convergente lichtbundel : Groep lichtstralen die naar één punt gaan. Andere naam voor convergerende lichtbundel.
chemische energie : Soort energie die in een stof is opgeslagen Je kunt de chemische energie in een brandstof omzetten in warmte door de brandstof te verbranden.
chemische reactie : Proces waarbij moleculen veranderen in andere moleculen.
D
dauw : Neerslag bestaande uit kleine waterdruppeltjes. Gecondenseerde waterdamp
dB(A) : Eenheid van geluidssterkte voor metingen met ingeschakeld A-filter.
decibel : Eenheid van geluidssterkte (geluidsniveau).
decibelmeter : Meter waarmee je de geluidssterkte (het geluidsniveau) meet.
deeltjesmodel : Veelgebruikte beschrijving van de belangrijkste eigenschappen van moleculen.
(I,U) Diagram : Grafiek waarin de stroomsterkte (door een schakelonderdeel) is uitgezet tegen de spanning (over dat schakelonderdeel).
(s,t)-Diagram : Grafiek van een beweging waarin de afstand op elk moment is uitgezet tegen de tijd.
(v,t)-Diagram : Grafiek van een beweging waarin de snelheid op elk moment is uitgezet tegen de tijd.
dichtheid : Massa van 1 cm³ van een stof
diode : Schakelonderdeel dat de stroom maar in één richting doorlaat (en de stroom in de andere richting tegenhoudt).
doordringend vermogen : Eigenschap die aangeeft hoe ver ioniserende straling in een stof kan doordringen.
draaipunt : Punt waar een hefboom omheen draait.
dracht : Maximale afstand waarover alfastraling en bètastraling in een stof doordringen.
druk : Kracht (N) per oppervlakte-eenheid.
drukverandering : Verandering van de druk in een stof; geluid bestaat uit snelle drukveranderingen die door een tussenstof heen bewegen.
drukschakelaar : Schakelaar die een stroomkring sluit als je hem indrukt en weer onderbreekt als je hem loslaat.
dubbele hefboom : Werktuig dat bestaat uit twee hefbomen die om hetzelfde draaipunt draaien.
dubbel geïsoleerd : Manier van isoleren waarbij twee lagen isolatie worden aangebracht: rond de onderdelen waar de stroom doorheen loopt en aan de buitenkant van het apparaat.
dwergplaneet : Rond hemellichaam dat zelf geen licht geeft en kleiner is dan een planeet. Pluto, Eris, Makemake, Haumea en Ceres
E
echo : Geluid dat je hoort nadat het is teruggekaatst; je hoort de echo altijd later dan het directe geluid.
echolood : Instrument aan boord van een schip dat met weerkaatst geluid de diepte van de zee meet.
eenparige beweging : Beweging met een constante snelheid.
eenparig versnelde beweging : Beweging met een constante versnelling: de snelheidstoename per seconde is steeds even groot.
eenparig vertraagde beweging : Beweging met een constante vertraging: de snelheidsafname per seconde is steeds even groot.
elektrische geleiding : Mate waarin stoffen elektriciteit geleiden.
elektrische kracht : Aantrekkende of afstotende kracht die een elektrisch geladen voorwerp uitoefent doordat het geladen is.
elektrisch vermogen : Hoeveelheid elektrische energie die 1) een spanningsbron per seconde levert;
2) een elektrisch apparaat per seconde opneemt.
elektromagneet : Lange, geïsoleerde koperdraad die rond een ijzeren kern is gewikkeld.
elektron : Een van de deeltjes waaruit een atoom bestaat. De elektronen bevinden zich op enige afstand van de atoomkern en hebben een negatieve lading.
element : stof die niet verder kan worden ontleed. Een element bestaat slechts uit één soort atomen.
emitter : aansluitpunt van een transistor; de stroom loopt via de emitter weer terug naar de batterij.
energielabel : Label dat aangeeft hoe energiezuinig een product is; elektrische apparaten, maar ook auto’s en huizen moeten verplicht zo’n label hebben.
energiemeter : Meter die bijhoudt hoeveel elektrische energie er in huis wordt verbruikt.
energie-omzetting : Proces waarbij de ene soort energie verandert in een andere (of in verschillende andere energiesoorten).
energie-stroomdiagram : Diagram waarin een energie-omzetting wordt weergegeven. Links staat de soort energie die het apparaat opneemt; rechts staat de soort energie (of de soorten energie) die het apparaat afstaat.
energietransitie : Omschakeling van vervuilende, niet-duurzame energiebronnen (zoals fossiele brandstoffen) naar schone en duurzame energiebronnen (zoals zon en wind).
energieverbruik : Hoeveelheid elektrische energie die een apparaat verbruikt.
energiezuinig : Eigenschap van een apparaat dat het weinig energie nodig heeft om een bepaalde taak uit te voeren (vergeleken met soortgelijke apparaten).
enkele hefboom : Werktuig dat bestaat uit één hefboom.
extraheren : Scheidingsmethode om oplosbare vaste stoffen te scheiden van niet-oplosbare vaste stoffen.
F
fase : Vorm waarin een stof voor kan komen: als vaste stof, als vloeistof of als gas.
filtreren : Scheidingsmethode om een vaste stof te scheiden van een vloeistof met behulp van een filter.
filtraat : Vloeistof die door het filter heen loopt tijdens het filtreren.
fotosynthese : Proces in de groene delen van planten, waarbij de stralingsenergie van zonlicht wordt omgezet in chemische energie.
fossiele brandstoffen : Brandstoffen die uit de bodem worden gewonnen, zoals aardgas, aardolie en steenkool.
frequentie : Aantal trillingen per seconde.
frequentiebereik : Reeks frequenties die een mens of een dier kan horen, van de laagste tot aan de hoogste hoorbare toon (20 Hz tot 20kHz).
G
gammastraling : Een van de drie soorten ioniserende straling die door radioactieve stoffen wordt uitgezonden. Gammastraling heeft een veel groter doordringend vermogen dan alfastraling en bètastraling.
gasdruk : Druk op de wanden van een afgesloten ruimte. De gasdruk wordt veroorzaakt door moleculen die tegen de wanden botsen.
gehoordrempel : Geluidssterkte die de grens aangeeft van wat je kunt horen: boven de gehoordrempel kun je geluiden wel horen, onder de gehoordrempel hoor je geluiden niet.
geigerteller : Instrument waarmee je de hoeveelheid ioniserende straling kunt meten.
geleider : Materiaal waar elektrische stroom gemakkelijk doorheen kan lopen of warmte goed doorgeeft.
geluidsbron : Voorwerp dat drukveranderingen in een tussenstof veroorzaakt, doordat het voortdurend heen en weer beweegt (trilt).
geluidsisolatie : Materiaal dat wordt aangebracht om geluid te absorberen (dempen).
geluidsscherm : Muur van een hard en glad materiaal dat geluid goed terugkaatst.
geluidssnelheid : Snelheid van het geluid in een stof.
gelijkspanning : Spanning met een constante, onveranderlijke waarde.
gemiddelde snelheid : Berekende constante snelheid waarmee je dezelfde afstand in dezelfde tijd zou hebben afgelegd.
gelijkrichter : Schakeling die een wisselspanning omzet naar gelijkspanning.
generator : Apparaat dat elektrische energie produceert, als je zijn as aan het draaien brengt (een soort grote dynamo).
gesloten stroomkring : Stroomkring die helemaal uit geleidende delen bestaat, zodat de stroom er helemaal door kan rondlopen.
gevarensymbool : Reactie van een stof met zuurstof.
gifwijzer : Een boekje en een app met informatie over giftige stoffen
glasachtig lichaam : Vulling in het midden van het oog.
gloeilamp : Lamp die licht produceert met een gloeidraad die gloeiend heet wordt als er stroom doorheen loopt.
groepszekering : Zekering die één groep van een huisinstallatie beveiligt tegen te grote stromen.
grondstof : Onbewerkt, ruw materiaal dat aan de basis staat van een productieproces.
H
halffabricaat : Bewerkte grondstof/materiaal die geschikt is om eindproducten van te maken.
halfschaduw : Het gebied in de schaduw waar slechts een (klein) deel van het licht kan komen.
halfwaardetijd : Tijd waarna de helft van het aantal instabiele kernen is vervallen. Ander woord voor halveringstijd.
halveringstijd : Tijd waarna de helft van het aantal instabiele kernen is vervallen. Ander woord voor halfwaardetijd.
hefboom : Werktuig waarmee een kleine kracht een grote kracht in evenwicht kan houden.
hemellichaam : (natuurlijke) Objecten die zich in het hele heelal bevinden.
hoek van inval : Hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal.
hoek van terugkaatsing : Hoek tussen de teruggekaatste lichtstraal en de normaal.
hogedrukgebied : Gebied waarin de luchtdruk hoger is dan in de omgeving eromheen.
hoofdsteun : Steun die op een autostoel is bevestigd om je hoofd en je nek te beschermen bij een botsing van achteren.
hijsafstand : Afstand die een voorwerp omhoog beweegt als het voorwerp wordt opgehesen.
hijskracht : Kracht die een touw op een voorwerp uitoefent als het voorwerp wordt opgehesen.
H-zin : Omschrijving die aangeeft voor welk gevaar je moet oppassen als je een stof gebruikt.
I
ideale transformator : Transformator met een rendement van 100% (geen verliezen).
indampen : Scheidingsmethode waarbij je een opgeloste stof scheidt van het oplosmiddel door het oplosmiddel te laten verdampen.
infrarode straling : Onzichtbare straling, die je kunt voelen als warmte.
infraroodsensor : Onzichtbare straling, die je kunt voelen als warmte.
instabiele kern : Atoomkern die spontaan uit elkaar valt, omdat het aantal protonen en neutronen niet goed in evenwicht is.
installatie-automaat : Groepszekering die de stroom uitschakelt over een groep apparaten, waarbij dan een hendel omklapt. De stroom kun je weer inschakelen door de hendel over te halen.
ioniseren : Verbreken van een verbinding in een molecuul door een geconcentreerde hoeveelheid stralingsenergie.
iris : Het gekleurde deel van je oog.
irriterend : Aanduiding voor een stof die je huid en je ogen kan beschadigen.
isolatiemateriaal :Materiaal dat wordt gebruikt om warmtetransport zo veel mogelijk tegen te gaan. De isolerende werking is te danken aan lucht die in talloze kleine ruimtes in het materiaal zit opgesloten.
isolator : Materiaal waar elektrische stroom niet doorheen kan lopen en/of slecht warmte doorgeeft/absorbeert.
isotopen : Atomen van hetzelfde element (dus met hetzelfde aantal protonen), maar een verschillend aantal neutronen in hun kern.
J
K
katrol : Platte schijf met een groef waar een touw of een kabel in ligt. De schijf draait om een as.
kelvinschaal : Temperatuurschaal met dezelfde afstand tussen de graden van Celsius schaal en met het absolute nulpunt als beginpunt.(0 K = −273 °C).
kernenergie : De energie in een kernbrandstof zoals uranium; je kunt kernenergie omzetten in warmte door de kernen van uraniumatomen te splijten in een kernreactor.
kernschaduw : Het gebied in de schaduw waar helemaal geen licht komt.
kinetische energie : Andere naam voor bewegingsenergie.
kilowattuur : 1 kiloWattuur is de hoeveelheid energie die wordt verbruikt door een apparaat van 1000 Watt als het één uur lang aanstaat.
kilowattuur-meter : Meter die het verbruik van elektrische energie in huis meet.
krachtenschaal : Schaal die bepaalt hoe lang je een krachtenpijl moet tekenen. Als de krachtenschaal 1 cm ≙ 5 N is, teken je een kracht van 15 N als een pijl van 3 cm.
kreukelzone : Deel van een auto dat gemakkelijk vervormt bij een botsing. Daardoor wordt de auto afgeremd. De remkracht op de mensen in de auto wordt dan kleiner.
kooiconstructie : Deel van een auto dat moeilijk te vervormen is, en zo de inzittenden beschermt.
kookpunt : Temperatuur waarbij een stof kookt.
koolstofdioxide (CO2) : Broeikasgas dat altijd al in de atmosfeer voorkwam, maar waarvan de hoeveelheid de laatste eeuwen sterk is gegroeid door de verbranding van fossiele brandstoffen.
koolstofmono-oxide (CO) : Reukloos, kleurloos en zeer giftig gas dat ontstaat bij onvolledige verbranding van brandstoffen.
kortsluiting : Defect in de isolatie van een elektrisch apparaat waardoor de stroom nauwelijks weerstand meer ondervindt en veel te groot wordt.
kunstmatig radioactief : Radioactieve stoffen die door de mens zijn gemaakt.
kWh-meter : Afkorting van kiloWattuur-meter.
L
lagedrukgebied : Gebied waarin de luchtdruk lager is dan in de omgeving eromheen.
lastarm : (Loodrechte) afstand tussen last en draaipunt.
LDR : Lichtgevoelige weerstand die veel wordt gebruikt als lichtsensor.
led : Diode die licht uitzendt en vaak als controlelampje wordt gebruikt.
ledlamp : Lamp die licht produceert op een elektronische manier, met behulp van leds.
lichtbron (natuurlijk) : Voorwerp dat zelf licht geeft en niet door de mens is gemaakt, bijvoorbeeld de zon of bliksem.
lichtbron (kunstmatig) : Voorwerp dat zelf licht geeft en door de mens is gemaakt, bijvoorbeeld: kaarsen, lampen, tl-buizen.
licht ontvlambaar : Aanduiding voor stoffen die gemakkelijk in brand kunnen vliegen.
losse katrol : Katrol die op en neer beweegt, samen met het voorwerp dat wordt verplaatst.
luchtwrijving : Tegenwerkende kracht van de lucht op een rijdend voertuig.
M
maan : Hemellichaam dat in een baan rond een planeet of dwergplaneet draait.
maancyclus : Periode van nieuwe maan tot nieuwe maan, waarbij de maan elke dag een andere schijngestalte heeft.
maakcontact : Contactpunt in een relais; als de elektromagneet wordt ingeschakeld, kan er stroom via het maakcontact lopen.
magnetische kracht : Aantrekkende of afstotende kracht die een magneet uitoefent doordat hij magnetisch is.
massagetal : Geeft het aantal kerndeeltjes in een atoom aan.
mengsel : Bevat moleculen van verschillende stoffen (dus verschillende soorten moleculen).
melkweg : Sterrenstelsel waar de zon en de aarde deel van uitmaken. Ook de band van licht die langs de nachtelijke hemel te zien is; de Melkweg bestaat uit talloze sterren die met het blote oog niet te onderscheiden zijn.
minpool : Aansluitpunt van een spanningsbron, waar de stroom naartoe loopt.
molecuul : Klein deeltje waaruit een stof bestaat, opgebouwd met atomen
N
natuurkundig proces : Proces waarbij moleculen niet veranderen.
natuurlijk broeikaseffect : Opwarming van de atmosfeer door broeikasgassen die een natuurlijk bestanddeel van de atmosfeer vormen (zoals natuurlijk koolstofdioxide).
natuurlijk radioactief : Radioactieve stoffen van natuurlijke oorsprong.
neerslag : Water dat uit een wolk valt en de aarde bereikt.
netspanning : Wisselspanning van het lichtnet, met een effectieve waarde van 230 V (in Nederland).
nettokracht : Het totaal van alle krachten.
neutron : Een van de deeltjes waaruit een atoom bestaat. Neutronen maken deel uit van de atoomkern en hebben geen lading.
noordpool : Eén van de uiteinden van een staafmagneet of elektromagneet.
normaal : Hulplijn die loodrecht op de spiegel staat.
normaalkracht : Kracht waarmee een vlak (zoals een tafelblad of een vloer) terugduwt tegen een voorwerp dat op het vlak staat.
NTC : Temperatuurgevoelige weerstand die veel wordt gebruikt als temperatuursensor.
O
omlooptijd : Tijd die een hemellichaam nodig heeft om één keer rond de zon te draaien.
omvormer : Apparaat dat de elektrische energie van zonnepanelen geschikt maakt voor het lichtnet, zodat de energie door apparaten in huis kan worden gebruikt.
ooglens : Een bolle lens aan de voorzijde van je oog.
oorkappen : Beugel met twee halfronde kappen die de oren helemaal bedekken.
oplosbaarheid (in water) : Eigenschap die aangeeft of je een stof goed, matig of niet kunt oplossen in water.
oscilloscoop : Apparaat dat een elektrisch signaal (bijvoorbeeld van een microfoon) op een beeldscherm afbeeldt: horizontaal de tijd, verticaal de amplitude.
overbelasting : Situatie dat er te veel apparaten tegelijk aanstaan, zodat de totale stroomsterkte te groot wordt.
P
parallelschakeling : Schakeling met vertakkingen, zodat elk onderdeel van de schakeling een eigen, aparte stroomkring heeft.
permanente magneet :Stuk metaal dat blijvend magnetisch is gemaakt.
piekvermogen : Het maximale elektrisch vermogen dat alleen onder ideale omstandigheden wordt gehaald.
pluspool : Aansluitpunt van een spanningsbron, waar de stroom vandaan komt.
planeet : Rond hemellichaam dat in een baan rond de zon draait. Een planeet geeft zelf geen licht.
potentiële energie : Andere naam voor zwaarte-energie.
primaire spanning : Spanning waar je de primaire spoel op aansluit.
primaire spoel : Spoel die elektrische energie opneemt, bijvoorbeeld van het lichtnet.
prisma : Doorzichtig driehoekig stuk glas of kunststof.
productieproces : Reeks stappen waarin een grondstof wordt bewerkt tot een eindproduct.
proton : Een van de deeltjes waaruit een atoom bestaat. Protonen maken deel uit van de atoomkern en hebben een positieve lading.
pijngrens : Geluidssterkte die aangeeft wanneer geluid pijn gaat doen aan je oren: boven de pijngrens doet geluid pijn aan je oren.
Q
R
radioactief : Spontaan ioniserende straling uitzenden.
radioactief verval : Uit elkaar vallen van instabiele atoomkernen.
randaarde : Extra contactpunt aan de rand van het stopcontact dat verbonden is met een aardedraad.
randstralen : Lichtstralen die net niet door een voorwerp tegengehouden worden.
reactie-afstand : Afstand die een auto aflegt tijdens de reactietijd, als de rem nog niet is ingetrapt.
reactieproduct : De stof na de reactie.
reactieschema : Manier om een reactie eenvoudig en gestructureerd op te schrijven.
reactietijd : Tijdsduur tussen het zien van een gevaar en het volledig intrappen van de rem.
Reedcontact : Schakelaar die de stroom inschakelt als je er een magneet bij houdt, en de stroom uitschakelt als je de magneet weghaalt.
relais : Automatische schakelaar die de stroom met behulp van een elektromagneet in- en uitschakelt.
remweg : Afstand die een auto aflegt vanaf het intrappen van de rem totdat hij stilstaat.
rendement : Percentage dat aangeeft welk deel van de opgenomen energie wordt omgezet in de gewenste energiesoort.
reservoir : Ruimte onderaan de vloeistofthermometer die gevuld is met vloeistof.
residu : Deeltjes die achterblijven op het filter nadat alle vloeistof door het filter is gelopen.
reuzenplaneten : De vier grote planeten die vooral uit gas bestaan.
resultante : Andere naam voor nettokracht.
rijp : Neerslag bestaande uit enorme aantallen kleine ijskristallen.
rolwrijving : Kracht die ontstaat doordat de banden van een voertuig en de ondergrond waarover de banden rijden vervormen tijdens het rijden.
S
schaduw : Gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen.
schakelaar (in een automatische schakeling) : Schakelonderdeel dat automatisch iets in- of uitschakelt, als een sensor daar het signaal voor geeft.
schijngestalten : Het verlichte deel van de maan dat je vanaf de aarde ziet.
schok : Plotselinge snelle samentrekking van je spieren, doordat er een elektrische stroom doorheen loopt.
schuifweerstand : Variabele weerstand waarvan je de weerstandswaarde kunt instellen met een schuifcontact.
secundaire spanning : Spanning die de secundaire spoel afgeeft.
secundaire spoel : Spoel die elektrische energie afgeeft, bijvoorbeeld aan een apparaat.
sensor : Schakelonderdeel dat een elektrisch signaal produceert dat informatie over zijn omgeving geeft.
serieschakeling : Schakeling zonder vertakkingen, waarbij de stroom achtereenvolgens door elk onderdeel van de schakeling loopt.
snelheid : Afstand die je in een bepaalde tijd aflegt.
smog : Vorm van luchtverontreiniging die slijmvliezen, ogen en luchtwegen irriteert en beschadigt; dichte smog ziet eruit als een geelbruine nevel.
spaarlamp : Lamp die licht produceert door een elektrische stroom door een dun gebogen buisje met gas te sturen.
spankracht : Kracht die een touw, kabel of ketting uitoefent op een ander voorwerp, als het touw, de kabel of de ketting strak wordt gespannen.
spectrum: Reeks opeenvolgende kleuren die bijvoorbeeld zichtbaar is als licht door een prisma valt.
spiegelwet : hoek van inval = hoek van terugkaatsing
spierkracht : Kracht die je uitoefent door je spieren in je lichaam aan te spannen, bijvoorbeeld om iets op te tillen.
spoel : Geïsoleerde koperdraad die in de vorm van een spiraal is gewikkeld.
spouw : Met lucht gevulde ruimte tussen de binnenmuur en buitenmuur van een gebouw.
stemvork : U-vormig stukje metaal dat altijd een toon met dezelfde toonhoogte geeft.
sterrenstelsel : Verzameling van enkele honderden miljarden bij elkaar horende sterren, vaak met opvallende, spiraalvormige armen.
stijgbuis : Doorzichtig pijpje van een thermometer waarin een vloeistof kan stijgen en dalen.
stralingsenergie (radioactief) : Vorm van energie die vrijkomt als atoomkernen vervallen.
stralingsenergie (warmte): Energie in de straling die een voorwerp uitzendt, zoals de energie in het licht van de zon.
stoomturbine : Wiel met schoepen dat snel gaat ronddraaien als er hete stoom tegenaan spuit.
stopafstand : Totaal afgelegde afstand van reactie-afstand en remweg.
stuwkracht : Ander woord voor aandrijfkracht.
T
takel : Werktuig dat bestaat uit minimaal een vaste en een losse katrol.
tegenwerkende kracht : Kracht die tegen de bewegingsrichting van een voertuig in werkt.
temperatuur-tijddiagram : Diagram waarin je de temperatuur (bijvoorbeeld van een vloeistof die je verwarmt) uitzet tegen de tijd.
thermische verontreiniging : Vervuiling met warmte, doordat heet koelwater van bijvoorbeeld een energiecentrale rechtstreeks op een rivier wordt geloosd.
toongenerator : Apparaat dat een elektrisch signaal produceert met een regelbare frequentie. Als je een luidspreker op dat signaal aansluit, hoor je een toon met dezelfde frequentie.
traagheid : Natuurkundig verschijnsel dat een voorwerp zijn snelheid wil behouden. Eigenschap van een voorwerp die aangeeft hoe moeilijk de snelheid of de bewegingsrichting te veranderen is.
tracer : Radioactieve merkstof die wordt gebruikt voor (medisch) onderzoek.
transformator : Apparaat dat spanning transformeert.
transformeren : Wisselspanning omzetten in een hogere of lagere spanning.
transistor : Automatische schakelaar die de stroom volledig elektronisch (zonder bewegende delen) in- en uitschakelt.
trillingstijd : Tijdsduur van één trilling.
tussenstof : Stof zoals lucht of water, waardoor een geluid kan bewegen van geluidsbron naar ontvanger.
U
V
vaste katrol : Katrol die vastzit aan plafond, muur of vloer en daardoor niet op en neer kan bewegen.
vector : Grootheid die niet alleen een grootte heeft, maar ook een richting en een aangrijpingspunt. Je tekent vectoren daarom als een pijl.
veerkracht : Kracht die een veerkrachtig voorwerp uitoefent op een ander voorwerp, als het wordt uitgerekt of ingedrukt.
veiligheidsgordel : Brede band om het lichaam van de inzittenden van een auto; de gordel houdt je tegen tijdens een botsing en laat je samen met de auto afremmen.
veiligheidshelm : Helm die bij een botsing het hoofd beschermt van bijvoorbeeld motor- en scooterrijders.
veldlijn : Lijn die de richting van de magnetische kracht aangeeft.
verbinding (stof) : Stof waarvan de moleculen uit verschillende soorten atomen bestaan.
verbinding (constructie) : Manier om onderdelen van een constructie of voorwerp aan elkaar vast te maken.
verbranden : Reactie van een stof met zuurstof.
verbrandingswarmte :Hoeveelheid warmte die een bepaalde hoeveelheid brandstof kan leveren.
versnelde beweging : Beweging waarbij de snelheid steeds groter wordt; een optrekkende auto beweegt versneld.
verspaanbaar : Materiaaleigenschap die aangeeft of het materiaal goed bewerkt kan worden met verspanend gereedschap. Verspanend gereedschap is gereedschap dat delen van het materiaal weghaalt, zoals schaven, beitels en zagen.
versterkt broeikaseffect : Extra opwarming van de atmosfeer door broeikasgassen die zijn ontstaan door menselijk handelen, zoals het verbranden van fossiele brandstoffen.
vervangingsweerstand : Berekende weerstand die twee of meer andere weerstanden zou kunnen vervangen.
virtueel beeld : Beeld dat in werkelijkheid niet bestaat. Bijvoorbeeld het beeld in een spiegel.
W
warmte : Soort energie die door een warmtebron wordt geleverd. Om de temperatuur te laten stijgen, moet je warmte toevoeren.
warmtebron : Apparaat dat warmte levert, zoals een kachel, een oven, een dompelaar, enzovoort.
warmtemeter : Goed geïsoleerd bakje van metaal of plastic waarin je een vloeistof kunt verwarmen met een dompelaar. De temperatuur van die vloeistof wordt gemeten met een thermometer..
warmtetransport : Verschijnsel dat warmte uit zichzelf beweegt van een plaats met de hoogste temperatuur naar een plaats met de laagste temperatuur..
warmtestroming : Vorm van warmtetransport waarbij er een beweging ontstaat in een gas of vloeistof die de warmte meeneemt.
waterkrachtcentrale : Centrale die de zwaarte-energie van het water in een stuwmeer omzet in elektrische energie.
waterturbine : Wiel met schoepen dat door stromend water aan het draaien wordt gebracht.
weekijzer : Soort ijzer dat je heel gemakkelijk magnetisch kunt maken, maar dat zijn magnetisme ook heel gemakkelijk weer verliest.
weerstand : 1) Eigenschap van voorwerpen die aangeeft of de stroom er gemakkelijk (bij een kleine weerstand) of moeilijk (bij een grote weerstand) doorheen kan lopen. 2) Schakelonderdeel met een bepaalde weerstandswaarde dat je in een schakeling gebruikt.
werkarm : (Loodrechte) afstand tussen werkkracht en draaipunt.
werkkracht : Kracht die je zelf op een hefboom uitoefent.
wet van behoud van energie : Regel die stelt dat er bij een energie-omzetting geen energie verloren gaat; de hoeveelheid energie blijft even groot.
wet van Ohm : Regel die opgaat voor veel schakelonderdelen. Als een onderdeel voldoet aan de wet van Ohm, is zijn weerstand steeds even groot en zijn de spanning en de stroomsterkte dus evenredig.
windturbine : Moderne windmolen die elektrische energie produceert.
wisselspanning : Spanning die afwisselend groter en kleiner wordt en waarbij de plus en min steeds van plaats verwisselen.
wisselstroom : Stroom die steeds van grootte en richting verandert.
wrijvingskracht : Kracht die aanwezig is als twee oppervlakken over elkaar schuiven of willen gaan schuiven.
X
Y
Z
zekering : Onderdeel van een schakeling dat de schakeling beschermt tegen een te grote stroomsterkte.
zonnecel : Onderdeel van een zonnepaneel dat elektrische energie produceert als er zonlicht op valt.
zonnepaneel : Plaat waarop een aantal zonnecellen is gemonteerd.
zonnestelsel : De zon met de planeten, dwergplaneten en planetoïden die eromheen draaien.
zuidpool : Eén van de uiteinden van een staafmagneet of elektromagneet.
zuiveren : Stoffen die je niet wilt hebben, scheiden van een stof die je nodig hebt, zodat de laatste stof in zuivere vorm overblijft.
zuivere stof : Bevat één soort moleculen / atomen.
zure regen : Verzuring van regenwater en daardoor ook van de bodem en het oppervlaktewater door stoffen die vrijkomen bij de verbranding van fossiele brandstoffen.
zwaarte-energie : Energie die een voorwerp heeft door de hoogte waarop het zich bevindt.
zwaartekracht : Kracht waarmee de aarde (of een ander hemellichaam) een voorwerp naar zich toe trekt. De zwaartekracht is ervoor verantwoordelijk dat voorwerpen naar beneden vallen.
"Achteraf heb ik allemaal makkelijk gehaald. Had ik graag eerder hiermee begonnen"
Tim (4 basis)
"Het heeft mijn eindexamen echt makkelijker gemaakt"
Caine (4 basis)
"Dat van gamen en leren klopte gewoon"
Wessel (4 Kader)