BASISberoepsgericht / Basis / BB
Hieronder staat alle informatie die je kunt gebruiken om tot een geweldig NaSk examen te komen!
Datum Centraal Examen
Jouw examen staat gepland voor
1e Tijdvak: woensdag 15 mei 2024 van 13:30 tot 15:00
2e Tijdvak: donderdag 20 juni 2024 van 09:00 tot 10:30
Domeinen (onderwerp/vaardigheid)
Hieronder staat per onderwerp (domein) wat je op je examen moet weten en welke vaardigheden.
Als je dit kent en kunt ben je klaar voor je examen.
NASK1/K/1 Oriƫntatie op leren en werken (SE)
Dit onderwerp heb je in de 3e of 4e klas afgerond als SE (schoolexamen). Het is tof als deze kennis nog hebt, maar het wordt niet op je CE gevraagd.
NASK1/K/2 Basisvaardigheden (SE)
Dit onderwerp heb je in de 3e of 4e klas afgerond als SE (schoolexamen). Het is tof als deze kennis nog hebt, maar het wordt niet op je CE gevraagd.
NASK1/K/3 Leervaardigheden in het vak natuurkunde (CE)
Leervaardigheden
1 informatie uit bronnenmateriaal selecteren, verwerken en bewerken:
– tabellenboek, gegevensbank, gebruiksaanwijzing en technische handleiding
– tekeningen, schema's, diagrammen en tabellen
– gegevensbestanden, cd-rom en internet
2 basisrekenvaardigheden binnen de natuurkunde toepassen:
– zakrekenmachine gebruiken voor optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen
– rekenregels gebruiken
– verhoudingstabellen gebruiken
– percentages berekenen
– gebruik maken van de voorvoegsels:
– mega
– kilo
– milli
– micro
3 natuurkundige grootheden met symbool en de bijbehorende eenheden met afkorting gebruiken:
– lengte (weg, afstand)
– snelheid
– oppervlakte
– volume
– massa
– tijd
– toonhoogte (frequentie)
– stroomsterkte
– spanning
– weerstand
– vermogen
– kracht
– druk
– energie
– rendement
– temperatuur
– geluidssterkte(geluidsniveau)1
4 natuurkundige apparatuur herkennen en gebruiken:
– krachtmeter/veerunster
– stemvork
– luidspreker
– microfoon
– geluidssterktemeter
– brander
– dompelaar
– thermometer
– meetlint
– maatglas
– stopwatch
– weegschaal
– voedingsapparaat
– schuifweerstand
– stroommeter
– spanningsmeter
–vermogensmeter
– kWh-meter
– multimeter
– transformator
5 resultaten van computermetingen interpreteren
6 berekeningen uitvoeren, gebruikmakend van woordformules:
– de eenheid bij een berekende grootheid aangeven
woordformules:
– druk = kracht/ oppervlak
– weerstand = spanning/ stroomsterkte
– vermogen = spanning x stroomsterkte
– gemiddelde snelheid = afstand/ tijd
– vermogen = energie/ tijd
– zwaartekracht = massa x valversnelling
– stopafstand = reactieafstand + remweg
7 veilige en onveilige situaties herkennen bij ontwerpen en onderzoek doen
8 deelstappen van een ontwerpproces uitvoeren:
– een werkplan maken voor het uitvoeren van een ontwerp
– een ontwerp of een deel ervan bouwen
– ontwerpproces en product evalueren, rekening houdende met ontwerpeisen en randvoorwaarden
– voorstellen doen voor verbetering
9 deelstappen van een onderzoek uitvoeren:
– onderzoek voorbereiden:
– een onderzoeksvraag kiezen
– benodigdheden selecteren
– alternatieven bedenken voor de uitvoering
– onderzoek uitvoeren:
– een plan opstellen
– werken volgens plan
– waarnemingen verrichten
– gegevens verzamelen
– gegevens grafisch presenteren
– conclusies trekken
– onderzoek afsluiten:
– voorstellen voor verbetering doen
– aanbevelingen voor verder onderzoek doen
Je kunt:
− basisrekenvaardigheden toepassen
− natuurkundige grootheden hanteren en met behulp van formules en woordformules daarmee berekeningen uitvoeren en redeneringen opzetten
− natuurkundige apparatuur gebruiken, daarmee experimenten uitvoeren en de resultaten interpreteren
− de computer gebruiken om met meetprogramma’s experimenten uit te voeren en te interpreteren, om met applets en simulaties onderzoek te doen en om natuurkundige informatie te selecteren en te verwerken
− een onderzoek doen en een ontwerpproces uitvoeren en evalueren, daarbij ook rekening houdend met de veiligheid.
NASK1/K/4 Stoffen en materialen (CE)
1 een verband leggen tussen soorten materialen, hun eigenschappen en praktische toepassingen in het dagelijks leven en bij beroepssituaties:
soorten materialen
– hout
– kunststof
– textiel
– metaal
– steen
– beton
– glas
eigenschappen
– geleiding van warmte
– geleiding van elektriciteit
– geleiding van geluid
– dichtheid (kwalitatief)
– uitzetting en inkrimping
– verspaanbaarheid
– mogelijkheid tot verbinden en
samenstellen
– corrosiebestendigheid
praktische toepassingen bij het ontwerpen, bouwen en repareren ten minste van:
– woningen
– apparaten
– meubels
– kleding
– voertuigen
2 stoffen herkennen aan de hand van ten minste de volgende (stof)eigenschappen:
– fase (vast, vloeibaar of gasvormig) bij normale druk en temperatuur
– kleur
– geur
– oplosbaarheid in water
– kookpunt
– smeltpunt
– geleiding van elektriciteit
– dichtheid
3 noemen welke gevaren het gebruik van bepaalde stoffen met zich meebrengt, hoe deze gevaren worden aangegeven en hoe deze gevaren zijn tegen te gaan:
– gebruik van veiligheidskaarten
– voorzorgsmaatregelen nemen:
– beschermingsbril
– labjas
– plastic handschoenen
– gifwijzer
– pictogrammen:
– schadelijk
– explosief
– bijtend
– ontvlambaar
– giftig
– niet mengen
4 uitleggen hoe bij de keuze van stoffen en materialen rekening kan worden gehouden met effecten voor het milieu:
– grondstoffen
– productie
– transport
– recycling
– afvalverwerking
5 herkennen wat de gevolgen zijn voor het milieu van het gebruik van grondstoffen en de productie van afvalstoffen:
– bodem-, lucht- en waterverontreiniging
– lozing en verwerking
– uitputting van natuurlijke bronnen
– duurzaamheid
6 manieren noemen om verantwoord met afval om te gaan:
– scheiden en hergebruik:
– glas
– batterijen
– kleding
– papier
– gft
– kca
– composteren
– storten
– verbranden
7 ten minste de volgende processen uit het dagelijkse leven herkennen als onomkeerbare, chemische reacties:
– voedselbereiding
– roesten
– verbranding
– uitharden van beton
– lijmen
– carbid
Je kunt:
− soorten materialen en hun stofeigenschappen
herkennen en toepassen
− gevaren van stoffen voor de mens en het milieu
herkennen en vermijden door veilig te werken en
verantwoord met afvalstoffen om te gaan
− chemische processen herkennen.
De kandidaat kan:
− de bouw van stoffen en materialen beschrijven in
termen van moleculen en atomen
− het gedrag van atomen en moleculen in de
verschillende fasen uitleggen.
NASK1/K/5 Elektrische energie (CE)
1 in elektrische schakelingen de onderdelen naar aard en functie onderscheiden en de symbolen ervan herkennen:
schakelingen ten minste de volgende:
– huisinstallatie
– elektrisch circuit van
voertuigen
– spanningsbron en ‘aarde’
– verbindingsdraden
componenten
– weerstand
– ntc, ldr, led en diode
– schakelaar
– drukschakelaar
– reedcontact
– relais
– transistor als
schakelaar met basis,
emitter en collector
– actuator, zoals motor
of lamp
– transformator
meetinstrumenten
– spanningsmeter
– stroommeter
– multimeter
– kWh-meter
– vermogensmeter
2 het principe van een gesloten stroomkring toepassen in serie- en parallelschakelingen
3 uitleggen hoe een stroomkring beveiligd kan worden:
– hoofdzekering
– groepzekering
– aardlekschakelaar
– randaarde
– 'dubbele' isolatie
4 het onderscheid noemen tussen geleiders en isolatoren in praktische toepassingen
5 schema’s van schakelingen gebruiken, interpreteren en aanpassen, ten minste:
– inbrekersalarm
– automatische deurbediening
– elektronische temperatuursensor
– schemerschakeling
– dimmer
– discolichten
6 in serieschakelingen en in parallelschakelingen een relatie leggen tussen spanning en stroom en hiermee berekeningen uitvoeren
7 het vermogen van apparaten, het totale vermogen en het energieverbruik berekenen in serieschakelingen en in parallelschakelingen
8 het totale energiegebruik van elektrische apparaten meten met een kWh-meter en energiekosten berekenen
9 een beargumenteerde keuze maken uit gelijksoortige elektrische apparaten ten aanzien van energiegebruik, rendement, capaciteit, levensduur en veiligheid, ten minste:
– spaarlampen
– leds
– accu’s
– huishoudelijke apparaten
– moderne apparaten (bv LCD-schermen, smartphone)
Je kunt:
De kandidaat kan:
− elektrische schakelingen ontwerpen en analyseren en
hierover berekeningen uitvoeren
− beveiligingen voor elektriciteit verklaren en toepassen
en keuzes tussen verschillende apparaten
beargumenteren.
De kandidaat kan:
− het proces van verbranden beschrijven en de
verspreiding en isolatie van warmte verklaren en
toepassen
− de manieren van opwekking van elektrische energie en
de gevolgen ervan beschrijven.
NASK1/K/6 Verbranden en verwarmen (SE)
Dit onderwerp heb je in de 3e of 4e klas afgerond als SE (schoolexamen). Het is tof als deze kennis nog hebt, maar het wordt niet op je CE gevraagd.
NASK1/K/7 Licht en beeld (SE)
Dit onderwerp heb je in de 3e of 4e klas afgerond als SE (schoolexamen). Het is tof als deze kennis nog hebt, maar het wordt niet op je CE gevraagd.
NASK1/K/8 Geluid (CE)
1 de begrippen hanteren die een geluid kenmerken:
– toonhoogte (frequentie)
– geluidssterkte
2 herkennen dat geluid ontstaat bij een geluidsbron, zich uitbreidt door een tussenstof en waargenomen kan worden door een ontvanger, hiervan toepassingen noemen en berekeningen met de geluidssnelheid uitvoeren:
geluidsbronnen
– stemvork
– muziekinstrumenten
– luidspreker
– oortelefoon
– machines
– verkeer
tussenstof
– lucht
– water
– andere
geluidsontvanger
– oor
– microfoon
toepassingen ten minste:
– geluidssnelheid
– echo
– echolood
– echoscopie
3 de verandering van de toonhoogte (frequentie) van een snaarinstrument in verband brengen met de lengte en de spankracht in de snaar (kwalitatief)
4 metingen van geluidssterkte interpreteren en bronnen van geluidshinder aangeven:
– geluidssterktemeter
– computermetingen
– dB(A)-schaal
– gehoorgrenzen (tussen 20 Hz en 20 kHz)
5 de mogelijke gezondheidsschade in verband brengen met de geluidssterkte en tijdsduur en suggesties doen voor maatregelen tegen geluidshinder ten minste:
– geluidswal
– geluidsscherm
– gehoorbeschermers
– dubbele beglazing
Je kunt:
De kandidaat kan de eigenschappen van geluid toepassen
en de gevolgen van geluidshinder en de beperking van
geluidshinder toelichten.
NASK1/K/9 Kracht en veiligheid (CE)
1 verschillende soorten krachten herkennen en hiervan de werking en toepassing beschrijven:
– spierkracht
– veerkracht
– spankracht
– zwaartekracht
– wrijvingskracht
– magnetische kracht
– elektrische kracht
– grootte, en richting en aangrijpingspunt
– kracht meten met veerunster of krachtsensor
2 bij hefbomen in evenwicht herkennen op welke manier met een kleine kracht een grote kracht wordt uitgeoefend en omgekeerd en hiervan voorbeelden kennen, ten minste:
– tang
– klauwhamer
– breekijzer
– steekwagen
– steek/ringsleutel
– momentsleutel
3 uitleggen hoe bij een katrol de richting van de kracht omgekeerd kan worden en de grootte van de kracht verminderd kan worden:
– vaste katrol
– losse katrol
– takels
4 de gemiddelde snelheid berekenen van een bewegend voorwerp
5 (s, t)- en (v, t)-diagrammen van bewegingen met constante snelheid aflezen en maken (v, t)-diagrammen van andere bewegingen aflezen
6 de krachten herkennen en samenstellen die een rol spelen bij een rijdend voertuig langs een rechte weg:
– aandrijfkracht en remkracht
– tegenwerkende krachten:
– luchtwrijving
– rolwrijving
– nettokracht
7 constructies herkennen die de nadelige effecten van een botsing verminderen, ten minste:
– veiligheidsgordel
– veiligheidshelm
– kreukelzone
– hoofdsteun
– kooiconstructie
– airbag
8 omstandigheden herkennen die invloed hebben op de veiligheid tijdens het rijden, ten minste:
– reactietijd
– rijsnelheid
– staat van de banden en van het wegdek
– weersomstandigheden
9 de invloed van de kracht en de oppervlakte op de druk van een voorwerp op de ondergrond uitleggen, ten minste:
– veiligheidsgordel
– veiligheidshelm
– rijplaten
– rupsband
– tractorbanden
– mes
– punaise
Je kunt:
De kandidaat kan:
− de werking van verschillende soorten krachten en de
druk van een voorwerp op de ondergrond beschrijven
en in evenwichtsituaties kwalitatief de hefboomwet
toepassen
− bij een bewegend voorwerp diagrammen interpreteren,
krachten samenstellen en de gemiddelde snelheid
berekenen
− veiligheidsmaatregelen in het verkeer uitleggen en
toepassen.
NASK1/K/10 Bouw van de materie (SE)
Dit onderwerp heb je in de 3e of 4e klas afgerond als SE (schoolexamen). Het is tof als deze kennis nog hebt, maar het wordt niet op je CE gevraagd.
Toegestane hulpmiddelen
Hulpmiddelen zijn toegestaan, maar niet alles en soms onder voorwaarden. Check het hieronder
Deze hulpmiddelen toegestaan op je Centraal Examen (CE)
Materialen
- schrijfmateriaal incl. millimeterpapier
- tekenpotlood
- blauw en rood kleurpotlood
- liniaal met millimeterverdeling
- passer
- nietmachine (zie OVERIGE)
- geometrische driehoek
- vlakgum
Tabellenboek
Een onbeschreven BINAS is toegestaan
Rekenmachine
Bij wiskunde kb en gl/tl, nask 1 kb en gl/tl, nask 2 gl/tl en bij het cspe gl voor het profielvak bouwen,
wonen en interieur moet de rekenmachine naast de grondbewerkingen beschikken over toetsen
voor pi, x tot de ye macht, x kwadraat, 1/x en sin/cos/tan in graden (en hun inversen).
Bij alle overige vakken zijn de grondbewerkingen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen voldoende.
Meer mogelijkheden mag, maar de rekenmachine mag niet één of meer van de volgende
eigenschappen hebben:
– lichtnetaansluiting tijdens het examen,
– opladen tijdens het examen,
– schrijfrol, alarm of ander geluid,
– alfanumeriek (letters op scherm)*,
– grafieken weergeven,
– zend- of ontvanginstallatie.
Meerregeligheid van het scherm wordt in de criteria niet genoemd. Dit houdt in dat een meerregelige
machine niet verboden is als hij aan de overige criteria voldoet. Wel is het zo dat de meerregelige
machines mogelijkheden hebben die bij de eenregelige machine ontbreken, zoals het maken van tabellen.
Woordenboek
Nederlands-thuistaal en/of thuistaal-Nederlands
OVERIGE NIET GENOEMDE HULPMIDDELEN
Naast het basispakket hulpmiddelen kan de kandidaat enkele hulpmiddelen meenemen die niet genoemd zijn, die op geen enkele wijze een relatie hebben met de exameneisen maar die wel functioneel (kunnen) zijn, zoals een nietmachine, puntenslijper, een markeerstift of een leesliniaal (loep). Hulpmiddelen die een relatie kunnen hebben met exameneisen, zijn niet toegestaan. Daaronder vallen onder andere tekensjablonen en spellingkaarten.
Handige bestanden
Hieronder vind je documenten die handig zijn ter informatie, een digitale BINAS en de samenvatting.
Examens oefenen
Op het examenweekend oefenen we natuurlijk ook met oude examens, maar hier kun je ook zelf oefenen. Je kunt het ook zelf nakijken. Nakijken is belangrijk om te weten of je iets weet of nog niet helemaal
Link: Oefenen op papier
Link: Oefenen digitaal